De voedselbank is geliefd, zeer geliefd. Het is het afgelopen jaar voedselbank voor en voedselbank na, het lijken de zeehondjes van Lenie 't Hart uit Pieterburen wel. Maar bij wie is die voedselbank nu precies zo geliefd? Wie hebben het meeste profijt bij het uitdelen van gratis voedselpakketten? De armen? Neen! Het zijn de gevers. Het zijn de gegoede, welwillende uitdelers die voedselbanken nodig hebben, met voorop in de stoet de politici die een volle onderbuik krijgen van het woord voedselbank alleen al. Ze willen kost wat kost goed doen. Dondert niet of het echt nodig is, logisch in elkaar steekt of enkel doelwit van wilde ganzen is: de voedselbank is heilig.
In Alphen aan den Rijn gaat het mis met het sprookje van de voedselbank. Wethouder Blom wil namelijk geld geven in plaats van voedsel, wat op zich merkwaardig is want voedsel, zeker gezond voedsel als snijbiet, wortel en selderij, kost hoegenaamd niks (wie de armen echt een plezier wil doen start vandaag nog een sigarettenbank, een drankbank mag ook, voor mijn part een gokbank of een oesterbank). Je zou verwachten dat de Alphense voedselbank hoera-roepend naar een volgende gemeente trekt om nóg een wethouder zo gek te krijgen, maar nee hoor, de voedselbank is boos. “De armen hebben ons hartstikke hard nodig” mekkert de Lenie 't Hart van Alphen. Ook de landelijke stichting van voedselbanken (verdomd, het bestaat) heeft twijfels: “Er zullen altijd mensen zijn die niet genoeg geld hebben om eten en drinken te kopen”. Stel je voor dat er geen armoe meer is. Waar moeten de voedselbankiers dan naar toe?
Metz leest de krant
Geen opmerkingen:
Een reactie posten