18 januari 2008

familieverhalen 2

Eergisteren had ik het over de hoofddeksels in de eco-kathedraal. Naast gewone wollen mutsen bezit ik een bizarrre bontmuts, die ik nog maar één keer heb gedragen en wel op 2 maart 2005, toen het als een laatste winterse dolkstoot plotseling 20 graden vroor en er vijfenvijftig centimeter sneeuw viel in ons dorp. Eerder genoemde bontmuts verkreeg ik via de concierge van een Hogeschool in Haarlem, waar ik eens in de week een dag les gaf. De man, klein en op het eerste gezicht argwanend, had via een advertentie nog op latere leeftijd een Russische bruid veroverd en was verplicht om jaarlijks met de Kerst af te reizen, naar een oord ver boven de poolcirkel. Hem verzocht ik om daar een bontmuts voor mij te kopen en hij kwam terug met een Russische reuzenbontmuts, twee keer zo groot als die van Brezjnev in zijn betere dagen tijdens een berenjacht voor het partijkader. De muts was van vossenbond en tamenlijk vers, want de hond raakte in alle staten van die scherpe vossengeur, dus met de muts en met de hond door het veld lopen was er niet bij. Maar erger nog; het is sinds mijn aankoop nooit meer echt koud geweest. De bontmuts ligt dus al jaren in de kast. Elke keer als mijn hond langs die kast loopt, blijft ze staan, doet haar kop omhoog en en snuift begerig de geuren op.

freek

Geen opmerkingen: