Mijn vader legde electriciteit en waterleiding aan bij burgers, boeren en buitenlui en in de schoolvakanties was ik zijn hulp. Dat deed ik met tegenzin, omdat mijn vader de gewoonte had om tegenslagen in het werk af te reageren op de laagste in rang en dat was ik. Maar soms kon hij er niks aan doen dat ik de pest had aan dat buizen leggen en stroomdraad trekken. Zoals die keer bij die boer in Broek bij J., die een nieuwe waterleiding door ons kreeg aangelegd. Omdat de kruipruimte onder de vloer te laag was voor het lijf van mijn vader, ging ik (jongen van twaalf) onder de planken. De grond onder de vloer was vochtig, rook veengronderig met een vleugje scherpe poeplucht. Ik tijgerde moeizaam bij het licht van een zaklantaarn onder de vloer door, terwijl ik een waterleidingbuis met me mee zeulde. Maar ik verstijfde van angst toen daar in die donkere hoek, bij die opgeworpen bult van grond en afval, sissend een dier onsnapte en langs me heen schoot. De bunzing verdween in een gat tussen de gemetselde fundering.
freek
25 januari 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten