De nieuwe tijd kondigde zich in 1977 aan op de eerste verdieping van het Sumatraplantsoen 54. Daar woonde de Turkse familie A., vader, moeder en twee of drie dochters. Misschien ook wel zoontjes maar dat weet ik niet meer. De term inburgering stond nog niet in het woordenboek. Allochtonen? Onbekend. Integratie? Hoe-bedoel-u. Frappant dat er nu een ministerie is voor een woord dat dertig jaar geleden niemand kende.
Het waren vriendelijke, een beetje bangige buren. Bang om in de weg te lopen op de trap, bang om lawaai te maken, bang voor de hond van twee hoog, bang om wat te vragen. Vader A. dook een beetje ineen als je hem tegen kwam op de overloop, alsof hij een stomp in zijn maag verwachtte. Ze woonden er een beetje met hun ziel onder de arm, de A-tjes. Op het plantsoen waren ze een uitzondering, althans, ik zag weinig andere Turken op straat. De straat was nog geheel in handen van roomwitte pukkeljongeren en die joegen de buurt schrik aan. Het was onder de jeugd destijds de gewoonte om bij aanvang van de lente enkele willekeurige auto's op het plantsoen in de fik te steken. De kunst bestond er vervolgens uit om na het aansteken van de auto's uit de handen van de politie te blijven. Die kende natuurlijk ook de mores van de buurt dus binnen enkele minuten na de melding stoven de kevertjes vanuit alle hoeken het plantsoen op. Zonder resultaat uiteraard. Ook toen waren die gastjes aalvlug.
Meneer A. had geen auto en lag dus wat minder onrustig in zijn bedje dan Nico met zijn tweedehands Fiat voor de deur. Maar meneer A. had wel een brommer. Op een ochtend belde hij aan. Met weinig hoop en veel verdriet in de ogen vroeg hij of ik wist waar zijn brommer was gebleven. Gisteravond had hij hem voor de deur neergezet en vanochtend was-ie weg! Ik liep met hem mee naar beneden. Waar had hij hem precies neergezet? Hij wees naar de iep aan de stoeprand. Nou, waar hij hem altijd neerzette, "onder de bloem".
Metz in de buurt
Geen opmerkingen:
Een reactie posten