Ze was hier gisteren
Dit schreef ik in 1983 over haar en mij
De eerste keer dat ik haar zag was in 1955. Ingehuurd door een uitbater van bieren en limonades was ik bevoegd om onder de inderhaast opgezette noodtribunes rond een paardenfestijn, lege flessen te verzamelen.
Ze was gast en ze bevond zich omringd door lokale hotemetoten en deftig paardenvolk, op de eretribune. Vanuit mijn ongewone positie had ik een redelijk uitzicht op haar glimlach.
Twee andere agenten dan de plaatselijke veldwachters sommeerden mij even later mijn flessen elders te gaan zoeken.
Midden jaren zestig was de tweede keer. Het hie-ha-happende in Amsterdam. Meegevoerd door de ludiek-anarchistische golven van die tijd en nieuwsgierig naar de uitwerking van leeuwenpoep op paarden, bevond ik mij ergens in de Raadhuisstraat.
In rook gehuld trok ze aan mij voorbij.
In 1983 ontmoette ik haar voor de derde keer. Ik mocht iets vertellen over het monumentebeleid van de gemeente L. Ze stelde vriendelijke en terzake doende vragen. Ze was ook ontspannender dan ik. Toen we even later in gezelschap door het dorp wandelden en ik iemand groette, vroeg ze of dat een kennis van mij was.
(Ze is zo gewoon, zei mijn moeder al, die haar jarenlang nauwlettend volgt.)
'Hoe was ze, pa', vroegen mijn jongens later.
'Aardig jongens', zei ik als een man van de wereld en ik was een weinig trots, haar weer eens te hebben ontmoet.
freek
01 mei 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten