25 november 2007

Kampereiland


Ik rijd langs de relatief nieuwe weg door Kampereiland; de weg, die Friesland in één ruk verbindt met Arnhem en in die buurt moet ik zijn. Het is apart om door een landschap te rijden wat eeuwen geïsoleerd lag in de IJsseldelta, omgeven door Zuiderzee, Zwarte Water en IJssel. Hier liggen geen boerderijen maar boerenhoeves en elke hoeve ligt op een terpje, om vroeger de Zuiderzee bij een noordwester storm de baas te blijven. Laatst zei iemand tegen mij, dat hij niet kon aarden in een landschap waar hemel en aarde elkaar raken; het deed hem teveel denken aan zijn sterfelijkheid. Hij had de versluierende bossen van Drenthe opgezocht. Het is wel waar, de godsvrucht tiert welig op zware grond, maar er is een verschil tussen Friesland en Kampereiland. In Friesland klimmen de stelpboerderijen brutaal de ruimte in met hun rode dakpannen op het schuurgedeelte en de voorname blauw geglazuurde pannen op het voorschild. Hier op het Kampereiland bukken de Saksische hoeves nederig naar de grond, gebukt onder een zwaar rieten dak, alsof ze wachten op de wrekende god. In Friesland kijken we wat opgeruimder naar het westen, waar de zon ondergaat en de hemelpoort begint.

Geen opmerkingen: