Ik was twaalf en las Carmiggelt. Voor de jongeren onder ons: een uitgestorven schrijver van grappige, weemoedige kleine stukjes, 'columns' die eerst in Het Parool verschenen, alvorens ze een plek kregen in bundels met titels als 'Honderd dwaasheden', 'Een stoet van dwergen', 'Een toontje lager', etc, etc... . Die Carmiggelt had de gave om beelden op te roepen die een levenlang meegaan. Het beeld dat inmiddels in mijn genen is opgeslagen is het volgende: de schrijver (C.) komt na een lezing in het land weer met de trein terug in Amsterdam. Voor het Centraal Station stopt de trein en C. ziet vanaf zijn zitplaats in de trein, in het huizenblok tegenover hem, op drie hoog een man in onderhemd aan een tafel zitten onder een lampenkap en die man eet smakelijk een bokking van een krant, die op de tafel ligt. Dit tafereel duurt een minuutje, omdat de trein daarna weer optrekt naar zijn eindbestemming. Elke keer als ik Amsterdam per trein nader denk ik aan dit fragment en speur onwillekeurig de huizenblokken af. Maar waarom nu op zondagmiddag, schiet me dit te binnen? Ineens weet ik het: mijn vader was ook liefhebber van Carmiggelt en mijn vader ligt nu dood te gaan. Ik kom bij hem vandaan en ga straks weer naar hem toe. Ik wil hem herinneren in betere tijden.
freek voor verdriet
26 augustus 2007
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten