02 november 2009

Groot

Ik stond met Bijke in de ochtend op het landtongetje bij ons dorp, dat het meer in steekt. De mist had zich uitgerold over water en land en het onderscheid tussen deze elementen was vervloeid. Er dreef een koppel zwanen op het olieachtige water en verderop werd dit water spetterend gekliefd door duikende futen. In de klamme grijze lucht kwamen, onzichtbaar, met ruisende vleugelslag en waarschuwende gakgeluiden de ganzen over, op weg naar hun graasgebieden.
Wij stonden stil, Bijke en ik. Deze kleine wereld ervoeren we als oneindig groot omdat ze mateloos was.

freek

Geen opmerkingen: