27 mei 2008

familieverhalen 11

Mijn vader had de sleutel van de kerktoren van mijn dorp, omdat hij bevoegd was om het carillon (geschonken door een bekende tabaks, thee - en koffiefabrikant) zo nu en dan van nieuwe rollen te voorzien, zoals in een draaiorgel, omdat de beiaardier uitsluitend op woensdagmiddag en soms zaterdag acte de présence gaf. De rest van de hele en halve uren deed de electrisch aangedreven rol zijn werk. Als we de nauwe stenen wenteltrap opliepen, wilde ik altijd even het Hûnehok (hondenhok) zien: een kleine cel onder de eerste ronding van de wenteltrap. Mijn vader deed dan voor de grap de deur even dicht en ik zat een moment griezelend opgesloten in een donkere cel uit 1632. In de stenen muren van dit hok waren gekraste en onduidelijke inscripties zichtbaar en ik fantaseerde over gevangenen die, voor dat ze werden geradbraakt, nog een laatste boodschap hadden gekrast. Maar mijn vader zei dat het gekras van een woedende en plaatselijke nsb'r was, die hier na de oorlog even was opgesloten. 'Maar die bakt allang weer brood' , zei mijn vader cryptisch en toen heb ik een tijdje de zes bakkers van ons dorp in de gaten gehouden, want één van de zes moest het zijn.

freek

Geen opmerkingen: