22 december 2007

Willen is kunnen

...Het Parool, vrijdag 21 december...


...de Volkskrant, vrijdag 21 december...

Ik zit niet in de Tweede Kamer en dat is jammer want ik zou namens de PvdA vóór de motie tegen torenhoge salarissen bij de publieke omroep hebben gestemd. Nu heeft partijgenoot Martijn van Dam namens de sociaal-democraten tégen gestemd. De praatjesmakers en plaatjesdraaiers mogen wat de PvdA betreft ongelimiteerd graaien in de publieke kas. Gelukkig heeft mijn partij het niet alleen voor het zeggen en is de motie aangenomen.
Van Dam maakt bij zijn uitleg een klassieke beginnersfout: hij gebruikt twéé argumenten in plaats van één. Hij gaat er van uit dat twee beter is dan één maar vergeet dat argument twéé haaks staat op argument één. Argument één wordt als het ware geneutraliseerd door argument twéé. Netto resultaat: nul.
Want wat zegt hij eerst?
"Het zou toch zonde zijn als Paul de Leeuw moest vertrekken".
Nu ja, daar kun je over twisten, veel mensen tanen ook niet meer naar Jack Spijkerman, maar laten we omwille van het gemak Martijn steunen in zijn redenering, die dus luidt: áls we de salarissen limiteren op 171.000 euro, dán vertrekt Paul de Leeuw en dát willen wij niet. Dus stemmen we tegen de motie.
Zou de socialistische woordvoerder het hierbij hebben gelaten, dan had ik nu geen stukje. Okay, het is Van Dam kwalijk te nemen dat hij ongebreidelde schraapzucht naar willekeur goedkeurt (De Leeuw wel, Niehe niet?) en daarmee een heel nieuwe invulling geeft aan het programma-onderdeel spreiding van inkomen. En bovendien zou je van een sociaal-democratisch Kamerlid mogen verwachten dat hij óók zijn geliefde Witteman, De Leeuw en Smeets oproept tot enige matiging bij het opsouperen van belastinggeld.
Maar zo is deze Van Dam niet. Hij gooit er een tweede argument overheen, dat ervan uit gaat dat hij een vertrek van Smeets, Witteman en De Leeuw helemaal niet erg zou vinden. Maar helaas, er zijn praktische bezwaren.
"Je krijgt het nooit geregeld".
Dit is het standaardargument van iemand die wél wil, maar níét kan.
Iemand die níét wil, maakt zich per definitie niet druk over de uitvoerbaarheid. Dat is immers een vraagstuk voor de mensen die wél willen.
Ik wil niet schaatsen en bovendien heb ik maar één been.
Ik wil geen salarisverhoging en bovendien heb ik geen baan.

Metz leest de krant

Geen opmerkingen: