02 november 2012

14 juli 2013

Noteer die dag alvast in de agenda: de touretappe met finish op de top van de Mont Ventoux. Bij dergelijke touretappes in 2009, 2002 en 2000 was ik wel in de buurt maar niet op de berg zelf. Ik zat dan op de camping met zijn tachtigen te turen naar een klein slaapkamertoestelletje dat telkens uitviel. Of ik zat in bar Du Pont achter een pression pal voor een fors flatscreen. In 1987 was ik wel op de berg, 18 en 19 juli om precies te zijn. De avond van de 18e togen we met zijn achten naar boven, brachten de ijskoude nacht op de keien door of in de auto en wachtten in een frisse bries de godganse dag op de eerste renner. Matthieu Hermans was dat, een sprinter, een renner die niet kon klimmen. We hadden ons twee kilometer onder de top genesteld met radio, slaapzakken en veel koffie. Daar kwam Matthieu aan, handen losjes op het stuur, vriendelijk om zich heen knikkend, hij fietste alsof hij net brood had gehaald in het dorp. Een uur en vijftien minuten deed hij erover, een tijd waar wij met al ons afzien niet eens van durfden te dromen.


Wielrennen is mooi, ondanks de doping. Maar anderhalve dag op een koude berg bivakkeren om met je onvermogen te worden geconfronteerd, dat gebeurt me geen tweede keer. Toch noteren die datum, en lekker televisie kijken.

Metz kijkt televisie

Geen opmerkingen: