24 augustus 2012

vissen

Omdat z'n vader dat ding op het laatste moment had gekocht, nam kleinzoon de hengel mee naar zijn logeeradres en dat waren wij. Nu zal 'een vis vangen' ongetwijfeld behoren tot de buitendingen die je als jongetje gedaan moet hebben, maar ik ben geen liefhebber meer. Die slijmerige vissenhuid, die stank, dat haakje diep in de vissenstrot, ik vind het allemaal niks. Toch zaten wij op een avond op de kade bij Auke en kleinzoon wierp z'n hengeltje uit, Daarvoor had ik hem de kunst bijgebracht om van een snee wit brood een mooie smeuïge meelbal te kneden en had de eerste visbeginselen voorgedaan: top van de hengel in de buurt van de dobber, vis laten sabbelen en niet met geweld ophalen, maar aanslaan en langzaam naar boven halen, die kanjer.
Dat laatste bleek in eerste instantie niet nodig, want nauwelijks lag het aas voor het grijpen, of de dobber dook onder en trok kleinzoon een dikke voorn van twintig cm op de wal. Aan mij de taak om het haakje te verwijderen en tot verdriet de vis terug te gooien. Dat gebeurde nog een keer met een kleiner exemplaar, maar toen raakte goddank het snoer met een woeste ophaal definitief in de war en konden we weer naar huis gaan.
freek

Geen opmerkingen: